Nieuwe verlichting
‘Wat is het hier donker!’ is een opmerking die je geregeld hoort in Huis Van Gijn. De ‘duisternis’ is geen bezuiniging of het gevolg van gebrek aan aandacht, maar een weloverwogen keuze. Want in negentiende-eeuwse woonhuizen is het lichtniveau nu eenmaal een stuk lager dan tegenwoordig.
Kostbaar
In die tijd is verlichting kostbaar; brandstoffen zijn duur. Verlichting bestaat tot ver in de negentiende eeuw uit kaarsen en olielampen. Rond 1850 komt gasverlichting op. Het aanleggen van gasleidingen is een flinke investering, waardoor het alleen voor welgestelden is weggelegd. Simon van Gijn laat ook gasverlichting aanleggen, maar niet in de eetkamer. Dineren, zo vindt hij, doe je bij kaarslicht of eventueel bij het licht van een olielamp.
Pas na het overlijden van Simon van Gijn in 1922 wordt het huis aangesloten op het elektriciteitsnetwerk.
Zuinig
In de negentiende eeuw brandt licht alleen daar waar je het nodig hebt. Lampen branden in principe alleen ’s avonds en wanneer er kaarsen aan zijn, gaat de gaslamp uit. Zo’n gaslamp doet bovendien de sfeer van kaarslicht teniet.
Trucjes
Er zijn weinig lichtpunten in de kamers. Meestal is er één centraal lichtpunt. Soms staan er kaarsen op de schouw en is er op een tafel een losse olielamp. Met trucjes wordt het effect van licht vergroot; reflectie in spiegels, verguldsel, koper en glas zorgen voor meer licht.
Moderne technieken
In Huis Van Gijn proberen we het oorspronkelijke licht en de oorspronkelijke lichtbronnen duurzaam na te bootsen, met de nieuwste technieken. Dat betekent het gebruik van Led-licht en een lichtprotocol; op een donkere decemberdag is er meer licht aan dan op een zonnige zomerdag.
Foto's
Op foto’s die Van Gijn in 1902-1904 van zijn interieur laat maken, zijn de verlichtingsarmaturen te zien. Eenzelfde soort lichtbronnen is in Huis Van Gijn teruggebracht. Met hier en daar een uitzondering, omdat het in sommige kamers wel erg donker was.