Al in de 17de eeuw werden er van oud witbrood (of beschuit) wentelteefjes gemaakt. Men voegde er vroeger soms ook wel geraspte citroenschil aan toe, saffraan, rum of vanille. In Dordrecht werden ze ook wel 'appelteefjes' genoemd volgens Dr. W. Bisschop die in 1862 een bijdrage schreef in De Taalgids over het Dordtse dialect. Verderop in het artikel schrijft hij dat de Dordtenaren ook wel 'draaireuen' zeggen.
Hoe ze ook mogen heten, deze zoete zacht-krokante sneetjes blijven een lekkernij! En door het gebruik van verse eitjes goed passend bij het voorjaar. We delen hier het recept uit het Kookboek voor jong-gehuwden uit 1905.
Hiervoor kan men halve sneedjes oud wittebrood of kieine platte beschuiten gebruiken, die men weekt in wat zoete melk en wat geklopte eieren, met wat kaneel en ruim suiker door, waarna men ze met ruim boter in de koekepan bakt. Men kan ze zóó voordienen, of er wat cognac overgieten; bessenvlade is er ook zeer smakelijk bij.
Een iets minder fotogeniek gerecht uit hetzelfde kookboek dat er sterk op lijkt is rigolette, een soort broodpudding:
Men kookt een wittebrood met boter en suiker in melk tot een dik deeg, waarna men er een paar geklutste eierdooiers en wat snippers bijvoegt, en legt het dan laag om laag in een schoteltje met appelmoes, waarin behalve suiker ook kaneel en krenten gekookt zijn; de bovenste laag moet brood zijn. Men bestrijkt die met geklopt eiwit en zet hei schoteltje in den oven.