Voorraden worden bewaard in de provisiekamer naast de keuken: blikken, trommels, rekken met eieren en potten of flessen met ingemaakte groenten en vruchten. Groenten en vruchten zijn in de negentiende eeuw immers niet het hele jaar door verkrijgbaar en moeten worden geweckt voor de wintertijd. Om vlees en vis te kunnen bewaren, worden ze ingezouten of gerookt.
Omdat er zoveel opgeslagen moet worden, is veel opslagruimte nodig. Voedingsmiddelen die gekoeld moeten worden, krijgen een plek in de kelder, onder de provisiekamer. Die is ten opzichte van de tijd van Van Gijn flink veranderd. Er bevinden zich nu brandwerende muren uit 1939, die werden geplaatst in verband met de almaar toenemende oorlogsdreiging. Bovendien kreeg de cv-ketel hier in de jaren 50 een plek. Van de oorspronkelijke wijnkelder werd later een kolenhok met schuin aflopende vloer gemaakt.
De kelder zoals die nu is, is heringericht naar historische voorbeelden uit andere huizen, met een grote ijskast, een appelkast en twee wijnrekken, waarvan er een afsluitbaar is, voor de beste wijnen.