Deze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken om een optimale gebruikerservaring te bieden. Je kunt je voorkeuren aanpassen of meer informatie bekijken.

Deze cookies zorgen ervoor dat de website naar behoren werkt. Deze cookies kunnen niet uitgezet worden.
Deze cookies zorgen ervoor dat we het gebruik van de website kunnen meten en verbeteringen door kunnen voeren.
Deze cookies kunnen geplaatst worden door derde partijen, zoals YouTube of Vimeo.
Deze cookie stellen onze advertentiepartners in staat om doelgerichter informatie te kunnen aanbieden.

Door categorieën uit te zetten, kan het voorkomen dat gerelateerde functionaliteiten binnen de website niet langer correct werken. Het is altijd mogelijk om op een later moment de voorkeuren aan te passen. Bekijk meer informatie.

Een liefhebberij van sommige welgestelde vrouwen was het inrichten van een pronkpoppenhuis. Ze besteedden er grote zorg aan en lieten er bijvoorbeeld miniatuurvoorwerpen voor maken. De Amsterdamse Agnes Maria Clifford (1739-1828), getrouwd met Cornelis Backer, begon waarschijnlijk pas na haar vijftigste te werken aan dit miniatuurhuis. Pas na 1791 toen zij oma Grootje Backer werd genoemd, begon Agnes Maria Clifford (1739-1828) met het inrichten van dit poppenhuis. Ze had kort daarvoor haar functie als regentes van het Oude Mannen- en Vrouwenhuis opgegeven.

Het poppenhuis heeft vijf vertrekken: een slaapkamer, een boudoir of ‘kunstkamer’, een ontvangkamer, keuken en provisiekamer. Grootje Backer deed zelf het naai- en borduurwerk voor kleding, wandbespanning en vloertapijt. Het lijkt alsof ze haar eigen huis, aan een van de Amsterdamse grachten, in miniatuur heeft willen nabootsen. Huisraad, zilver en poppen zijn erfstukken uit de familie. Naast dit 'konstcabinet’ is er nog een. Deze heeft zij niet heeft voltooid, het staat in het Stedelijk Museum Zutphen.