De goudleerkamer wordt op dit moment gerestaureerd en is niet in het huis te zien. In 2025 komt het interieur elders in het museum terug en zal deze weer te zien zijn voor publiek.
Sinds 2001 heeft Huis Van Gijn een unieke goudleerkamer. Het goudleer, de schouw, het haardvloertje, de betimmering in classicistische stijl, de alkoof en het plafond met schilderingen van Augustinus Terwesten (1649-1711) zijn allen origineel. De kamer komt uit het Dordtse pand De Rozijnkorf en is de enige goudleerkamer uit een zeventiende-eeuws burgerhuis die, behalve de raamwand, bewaard is gebleven.
Geschiedenis van goudleerkamers
In de zeventiende eeuw besteden welvarende burgers veel geld aan het verfraaien van hun interieurs. Naast wandtapijten wordt goudleer populair als ‘behang’. Goudleer zijn vellen aan elkaar genaaid kalfsleer met een zilverlaag. De vellen worden met gele vernis en bonte verfkleuren afgewerkt. De vernis maakt dat de het zilver goudkleurig wordt, vandaar de naam goudleer.
Suikergeld
Kruidenier Pieter Adriaansz. van der Werff en zijn zoon Pieter handelden vanuit hun woon/winkelpand aan de Wijnstraat in koloniale waren. Daarnaast was de vader 'suikerbakker', die ruwe suiker verwerkt tot producten voor de verkoop. In 1686 geven ze opdracht om de rijkversierde goudleerkamer in te bouwen in De Rozijnkorf. Veertien jaar later vertrekt zoon Pieter naar Suriname en koopt daar twee suikerplantages. Later komt er nog een derde plantage bij. Drie generaties lang is de familie plantagehouder, waar ook veel totslaafgemaakten werkten. De rijkdom van de familie komt voort uit de handel in koloniale waren en de suikerplantages.
Verloren en gevonden
In 1890 wordt de goudleerkamer uitgebroken uit De Rozijnkorf en wordt deze verkocht aan een handelaar. Simon van Gijn vindt het kennelijk een interessant interieur, want hij schrijft erover in zijn notitieboekje. Het is de Dordtse verzamelaar Hidde Nijland die de kamer koopt en in laat bouwen in zijn huis aan de Prinsenstraat 36. In 1921 wordt de kamer opnieuw geveild. Koper is de Rotterdamse reder Van Ommeren die de kamer laat inbouwen in zijn nieuwe Wassenaarse villa op landgoed Rust & Vreugd (1923). In 1989 wordt de inmiddels verloren gewaande goudleerkamer herontdekt. Ruim tien jaar later krijgt deze een plek in Huis Van Gijn en wordt zo toegankelijk voor het publiek.
Restauratie en verhuizing
Voorjaar 2024 is het interieur van de kamer uitgebouwd om te worden gerenoveerd. De kamer is immers van oorsprong geen onderdeel van het huis van Simon van Gijn, maar historisch gezien wél van groot belang om getoond te worden. In de nieuwe ruimte komt het interieur beter tot zijn recht en dit zal de beleving van de bezoeker ten goede komen. Ook kan hier uitgebreider aandacht zijn voor de koloniale geschiedenis van de stad Dordrecht. Begin 2025 zal de kamer op een nieuwe locatie in het museum worden getoond.
Het patroon
De wanden zijn bedekt met rechthoekige vellen goudleer die aan elkaar genaaid zijn. Aan de boven- en onderzijde bevindt zich een aangenaaide boord.
Het patroon in reliëf stamt uit 1670-1680 en is een weergave van de zinspreuk van de Romeinse auteur Terentius ‘sine Cerere et Libero friget Venus’: zonder Ceres (spijs) en Bacchus (wijn) verkilt Venus (liefde), ofwel eten en drinken hoort bij het minnespel. De dieren symboliseren mogelijk de vijf zintuigen. Bovenaan is een zittende Bacchus (op zijn kop) met verschillende druiventrossen in zijn haar en in zijn handen twee parelkettingen die in een boog naar beide zijkanten afhangen, waaronder zittend op een bloemen- en vruchtenguirlande in de linkerhoek Ceres met een korenaar in haar hand en rechts een amor met pijl en boog. Hiertussen enkele bladranken, diverse bloemen en diverse dieren: een eekhoorn, hagedis, aap, vlinder, libelle en twee vogels.
Het 19de-eeuwse goudleerbehang in de studeerkamer, dat Van Gijn in 1886 liet aanbrengen heeft hetzelfde patroon.
De legende
In De Dordrechtsche Courant van 15 februari 1898 staat een artikel over de goudleerkamer die dan ingebouwd is in het huis van Hidde Nijland, aan de Prinsenstraat nummer 36. In het artikel wordt 'de lengende van de pot met goud die in het huis verstopt zou zijn', vermeld. Volgens de verhalen zou nog altijd een kettingbeding zijn bij de verkoop, dat, in geval van een goudvondst, behoort aan de vorige eigenaar.
1898:
‘In het huis van ouds genaamd ‘de Rozijnkorf’ op de Voorstraat alhier, in het laatst der 17e eeuw bewoond door een echtpaar zonder kinderen, gingen de zaken niet naar wensch. Ternauwernood konden de bewoners hun bestaan erin vinden. Op zekeren nacht had de vrouw echter een droom, die haar zoo gewichtig voorkomt, dat zij dadelijk haar man wekt. Hij moet den volgenden dag, vertelt zij, naar Rotterdam loopen, waar hij aan zekere brug iemand ontmoeten zou, die hem den weg zou wijzen naar hun …… fortuin. Manlief geloofde niet aan dien droom, maar hij was toch zoo goed niet, of hij moest den tocht naar Rotterdam ondernemen. En toen hij, vermoeid van de reis, met de armen over de leuning der brug, ongeveer ter plaatse waar thans de Koningsbrug is, in ’t water stond te kijken, toen kwam daar werkelijk een man die hem op den schouder klopte en hem vroeg wat hij daar uitvoerde. “Och”, antwoordde hij. "Ik was vermoeid en stond te droomen”. Oogenblikkelijk daarop ontspint er zich tusschen de beide mannen een gesprek over het droomen, waarin de vreemdeling vertelt, dat hij den afgeloopen nacht had gedroomd dat er achter een oud huis op de Voorstraat te Dordrecht een plaats was, waar onder een appelboom, een groote schat verborgen lag. Met deze wetenschap ging de Dordtenaar naar huis en zoodra had hij zijn vrouw niet van het geval verteld, of beiden togen aan het graven, met dezen allergelukkigsten uitslag, dat zij een groote som gouds onder een zwaren steen verborgen vonden. Van dien tijd af openden zich voor het echtpaar gouden tijden, de zaken bloeiden, zij verdienden schatten, zulke schatten, dat zij zich zelfs de weelde konden veroorloven er een pracht van een kraamkamer op na te houden.'